Beursgenoteerde vastgoedbedrijven in de perifere Eurolanden worden gestraft door beleggers, met aandelenkoersen die de angst voor het uiteenvallen van de munteenheid reflecteren. Dat blijkt uit onderzoek dat donderdag werd gepresenteerd op de jaarlijkse conferentie van de European Public Real Estate Association (EPRA). Datzelfde geldt voor bedrijven met veel bezit in deze markten.
Vastgoedspecialist Kempen analyseerde de prestaties van bedrijven in Portugal, Italië, Griekenland en Spanje (de ‘PIGS’), en bedrijven die tenminste 20% van hun bezit in deze markten hebben. Deze prestaties werden vergeleken met die van bedrijven in de rest van de eurozone, Zwitsersland, het VK en Zweden. Daaruit bleek dat er een opvallende ongelijkheid bestaat tussen de groepen.
De groep met een beperkte blootstelling aan de PIGS laten sinds juni een opbrengst van -17% zien, terwijl de Italiaanse firma Beni Stabili een opbrengst van -35% heeft, en het Spaanse Colonial -38%.
Worst case scenario
De gemiddelde korting op de intrinsieke waarde voor bedrijven in de PIGS was 48%, voor landen met een beperkte blootstelling was dit 22%. Bij bedrijven die helemaal niet in deze landen actief zijn, was de korting gemiddeld 11-13%.
Volgens Kempen was het verschil duidelijk te zien wanneer twee vergelijkbare Franse bedrijven werden vergeleken: Unibail-Rodamco en Kléppiere. Met 12% van het portfolio in Italië en Griekenland en 9% in Spanje en Portugal, verhandelden de aandelen van Kléppiere met een korting op de intrinsieke waarde van rond de 28%. Die van Unibail-Rodamco, dat slechts 9% van het portfolio in Spanje heeft, was ongeveer 11%.
Volgens Dick Boer, Executive Director Corporate Finance bij Kempen, handelen beleggers met een ‘worst case scenario’ in het achterhoofd, waarbij landen uit de eurozone vallen en Spaanse winkelcentra en de bijbehorende schulden bijvoorbeeld worden gewaardeerd in ‘oude euro’s’. Als dit scenario te pessimistisch blijkt, betekent dat overigens dat de huidige situatie een ‘geweldige investeringsmogelijkheid’ is.