Hoewel afgelopen week een minder goede markt was voor aandelenmarkten, dringt Jim O’Neill, ceo van Goldman Sachs Asset Management (GSAM), er op aan ‘dat we dingen wel in perspectief blijven zien’. In dat perspectief moeten we een drietal spelers helder op een rijtje zien: Griekenland, China en Japan. En vooral die semi-grootheden in een objectieve volgorde van belangrijkheid ordenen, lijkt O’Neill vooral duidelijk te willen maken in zijn wekelijkse Viewpoints.
Eén van de redenen voor de verzwakking op de internationale aandelenmarkten vorige week is de aanhoudende Griekse saga. O’Neill poneert zomaar een wapenfeit om dit perspectief te benadrukken: de Griekse economie is goed voor zo’n 300-350 miljard dollar. Alleen al in 2011 liep het bnp van China op tot 7,3 biljoen dollar. Alleen de eerste zes weken van dit jaar heeft China al een economie met een waarde van de helft van Griekenland, gecreëerd.
Volgens O’Neill is de economische relevantie van Griekenland (als land) voor de wereldeconomie ‘dichtbij non-existent’, maar is het puur het precedent dat de Griekse situatie zal scheppen voor andere noodlijdende landen en de toekomst van de EMU, dat economische meerwaarde heeft. Een kaart van China met bnp per provincie toont dat tien van de provincies een economie hebben dat in bnp groter is dan dat van Griekenland waarvan vier zelfs twee keer zo groot als Griekenland, constateert O'Neill.
Griekenland, China, Japan
Sterker: drie van deze provincies zouden ieder afzonderlijk aanspraak kunnen doen op een lidmaatschap van de G20. Ofwel, de opmars van China ziet O'Neill nog steeds voortschrijden. O’Neill: “China is cruciaal voor de staat van de wereldeconomie.” In schril contrast met deze voortrekkende rol van China, staat Japan. De vraag is of na twintig jaar ‘vrolijke depressies’, zoals O’Neill de Japanse economie omschrijft, niet eindelijk de wal het schip keert, nu de handelsbalans afgelopen jaar in het rood zakte.
Japan heeft inmiddels een overheidsschuld van 220% van het bnp in de boeken staan. O’Neill voorspelt dat het tijdperk van ‘vrolijke depressies’ plaats zal maken voor een tijdperk van een nieuw kaliber – dat van ‘creatieve destructie’ of ‘destructieve creativiteit’, gekenmerkt door een aanzienlijk zwakkere yen, hogere opbrengsten voor Japanse staatsobligaties en, als ze ermee wegkomen, wellicht sterkere aandelen.
De moraal van het verhaal: mensen kunnen na een ietwat slechtere week en de Griekse aanhoudende discussie, paniek zaaien op de markten. O’Neill doet duidelijk een beroep op meer objectiviteit, nuance en een breder perspectief.