Vandaag had ik weer de eer om voor de camera mijn gedachten te delen over een turboportefeuille waar professionals en particuliere beleggers iedere week wijzigingen in aan mogen brengen. Nu was het aan mij om één positie te verwijderen en één nieuwe toe te voegen aan de portefeuille van tien posities.
Het frappante is dat de gekozen posities een goed beeld geven van veel gemaakte beleggingsfouten en van de enorme mogelijkheden die onbenut zijn gebleven. Die zal ik in deze column aankaarten.
De turboportefeuille
Even los van de gekozen hefboom, bevatte de startportefeuille (samengesteld door particuliere beleggers) maar liefst negen longposities (enten op stijgende koersen) en één shortpositie (ent op dalende koersen).
De short is op EUR/USD, waar ik me vooralsnog wel in kan vinden. Een echte short is het eigenlijk niet zo zeer, in dat het niet een goed tegengewicht geeft aan de longposities. Als ik dan ook nog kijk naar welke longs er gekozen zijn (Arcelor, Delta Lloyd, ING, Brent olie, Shell, TomTom, ASML, AEX en DAX), dan wordt de eerste fout al zichtbaar: bèta najagen.
Bèta
De bèta van een aandeel geeft de correlatie aan van het aandeel ten opzichte van de index. Een aandeel met een bèta van 3, zal (gemiddeld genomen) 6% omhoog gaan als de index waartoe het behoort met 2% stijgt. In turbotermen is de bèta eigenlijk de hefboomfactor.
De gekozen posities geven in ieder geval aan dat de particuliere belegger mega bullish (positief) is op de markt. Niet alleen is alles long, maar ook nog in namen met de hoogste bèta’s (denk bijvoorbeeld aan Arcelor, Delta Lloyd en ING).
Vraag is dan waarom al die moeite doen en zoveel verschillende namen te pakken als de belegger ook een turbo long op de AEX kan nemen met een hoge hefboom; immers, dan vergroot de belegger de impliciete bèta van de portefeuille, maar profiteert wel van een goede spreiding.
Nog een fout, is een long AEX en een long DAX. Zoals mijn conculega Geert Jan Nikken al stelde, de correlatie (zeg maar voor het gemak bèta) tussen die twee beurzen is nagenoeg 1, dus het heeft totaal geen toegevoegde waarde om beide long te zitten.
Alfa
Alfa daarentegen is het rendement dat een fonds haalt bovenop wat verwacht zou mogen worden volgens een bepaald beleggingsmodel of de bèta. Het is de outperformance van een fonds. De belegger stelt in wezen dat de bèta niet klopt en neemt daarop een positie in.
Stel aandeel ABC heeft een bèta van 2, maar de belegger denkt dat het bedrijf de markt mega gaat verassen met de halfjaarcijfers, dan zal het aandeel dus sterker reageren dan de bèta zou vermoeden.
Dat stukje bovenop de bèta is dan de alfa (vaak worden de prestaties afgemeten versus een benchmark in plaats van een gehele index, maar het principe is hetzelfde). Het meet dus de kunde van de belegger.
De deugd van long-short
De derde fout die de beleggers in dezen hebben gemaakt, hangt samen met het niet nastreven van alfa. Het mooie van turbo’s is namelijk dat de particuliere belegger nu, net als de hedgefundmanager, short kan gaan. Deze mogelijkheid onbenut laten is zonde te noemen.
Betreffende de voornoemde turboportefeuille, zouden de beleggers eigenlijk een regel opgelegd moeten krijgen dat de portefeuille altijd uit vijf longs en vijf shorts moet bestaan. Hierdoor worden de beleggers geforceerd de vijf grootste kanshebbers op een stijging en de vijf grootste kanshebbers op een daling te kiezen.
Natuurlijk kan hier ook stiekem voor bèta gekozen worden, door de vijf hoogste bèta’s long te zitten en de vijf laagste bèta’s short. Maar voor de belegger die wat werk niet schuwt, kan er een wereld voor hem opengaan.
Door echt goed te analyseren welke bedrijven ondergewaardeerd zijn (de longs) en welke overgewaardeerd(de shorts), gaat de kwaliteit van zijn portefeuille (gecorrigeerd voor risico dus) omhoog.
Hoe meer de belegger zijn long-shortposities binnen een dezelfde sector kiest, des te onafhankelijker de belegger wordt van de bewegingen van de gehele markt. Hoe dit precies in zijn werk gaat kunt u lezen in een andere column van mij (klik hier).
Discipline
Kortom, te veel posities, die in wezen hetzelfde doen voor een portefeuille is niet efficiënt. Verder moet er goed gekeken worden naar hoe de gekozen posities met elkaar in verband staan (correlaties).
Het liefst moet een portefeuille bestaan uit posities die geen hoge positieve correlaties met elkaar hebben (bewegen allemaal dezelfde richting op in dezelfde mate). Doel is om een slimme en afgewogen portefeuille te construeren.
Één die onnodige risico’s uitsluit en ent op de kennis en kunde van de belegger. Een long-short set-up kan de belegger dus de nodige discipline opleggen om tot een dergelijke portefeuille te komen; een zegen die turbo’s hebben mogelijk gemaakt.