De eurocrisis wordt door beleggers en journalisten vooral gezien als een monetaire en politieke crisis: veel landen hebben te hoge schulden en de politiek is niet in staat om dit adequaat te verhelpen.
Het feitelijke probleem ligt echter veel dieper en bestaat naast geld en politiek uit demografische, geografische en culturele problemen.
Ik bekijk de Europese infrastructuur, met hulp van interessante research van Stratfor.
Over water
De transport-infrastructuur heeft een enorme invloed op de kosten die een land moet maken voor handel en economische ontwikkeling. Het gaat dan met name om rivieren, aangezien transport over water nog altijd verreweg het goedkoopst is.
Landen als Frankrijk, Duitsland en Nederland hebben van nature een uitgebreid stelsel aan rivieren, één van de redenen waarom deze landen zich tot de economische top van de wereld kunnen rekenen. Zuidelijke staten zoals Griekenland, Spanje en Portugal moeten het hebben van aangelegde spoor- en autowegnetwerken.
Deze netwerken zijn in die landen dan ook nog eens veel minder ontwikkeld, onder andere door natuurlijke barrières.
Afgesloten
Ongeacht of een land gezegend is met rivieren, is het een natuurlijke drang van mensen om het transportnetwerk zo goed mogelijk op te bouwen. Tegenwoordig voornamelijk om de handel te stimuleren, maar vroeger ook voor het verplaatsen van militaire eenheden.
In de negentiende eeuw gebeurde dit voornamelijk over het spoor; de goedkoopste transportmethode na vervoer over het water. Treinen kunnen echter niet of zeer moeilijk door berggebieden heen. Dat betekent dat de zuidelijke landen van de rest van Europa zijn afgesloten:
- Spanje door de Pyreneeën
- Italië door de Alpen
- Griekenland door de Dinarische Alpen en het Rodopegebergte
Afhankelijk van export
Hetzelfde geldt in principe voor Oostenrijk, Zwitserland en Scandinavië, alleen onderscheiden die landen zich enerzijds door een zeer goed ontwikkeld transportnetwerk en anderzijds door een focus op niet-industriële sectoren.
Zuid-Europese landen zijn traditioneel meer afhankelijk van de export. Ook de binnenlandse ontwikkeling van spoorwegen houdt in deze landen niet over.
In Spanje komt dit bijvoorbeeld doordat (vrijwel) alle belangrijke steden langs de kust liggen en het duur is om door heel het land heen een spoorlijn aan te leggen. In feite zijn er alleen verbindingen naar de hoofdstad Madrid aangelegd.
Verbeteren transport
De enige oplossing voor de landen in de periferie is de aanleg van (relatief dure) autowegen. Die zijn echter in het verleden met name aangelegd om binnenlands vervoer te verbeteren en niet om connecties te maken naar landen als Spanje, Italië en Griekenland.
Wel heeft de Europese Unie veel projecten gepland om het transport naar deze gebieden te verbeteren, maar dit zal pas op hele lange termijn effect sorteren. Op korte termijn zal de situatie niet verbeteren.
Sterker nog, de miljardenbezuinigingen die momenteel worden afgedwongen kunnen veel infrastructurele werken on hold zetten, waardoor de concurrentiepositie van Zuid-Europa steeds verder zal verslechteren.