De grondstoffen kunnen op een prima eerste jaarhelft terugblikken. De Bloomberg Commodity index staat sinds begin dit jaar 21% hoger, en de S&P GSCI deed het met 28% nog een stuk beter.
Het verschil wordt verklaard door de samenstelling van deze indices en het relatieve gewicht dat de verschillende grondstoffen erin hebben.
Supercyclus of niet?
Volgens sommige analisten zit er een nieuwe supercyclus in grondstoffen aan te komen. Die wordt gedefinieerd als een langere periode waarin de grondstoffenconsumptie sterk toeneemt terwijl de aanbodzijde niet of onvoldoende aan de hogere vraag kan voldoen. Deze situatie leidt dan tot hogere prijzen.
De meest recente supercyclus vond plaats in het eerste decennium van deze eeuw en viel samen met de opkomst van China als industriële macht. Met de financiële crisis van 2008-2009 kwam er een abrupt einde aan.
Afbeelding 1: grondstoffenprijzen weergegeven als samengesteld groeipercentage over 10 jaar. Rode stippellijn geeft schattingen weer. Bron: Stifel Report, juni 2020
Ruim een decennium later herstelt de wereldeconomie van de coronaklap van 2020. Over de kracht en de omvang van de groei is nog veel onzeker.
Het herstel alleen is niet krachtig genoeg om een trigger te zijn voor een nieuwe supercyclus, maar het geplande overheidsingrijpen is dat misschien wel. Zowel de Verenigde Staten als China plannen grootschalige infrastructuurwerken van vele biljoenen dollar die heel grondstoffenintensief zijn. Europa zal ongetwijfeld volgen.
Om tot een duurzame opwaartse prijstrend te komen, is alleen ook een structureel aanbodtekort nodig. Vorige supercycli eindigden toen – als gevolg van de hoge prijzen – fors werd geïnvesteerd in nieuwe productiecapaciteit en de aanbodtekorten plaatsmaakten voor overschotten.
Niet over de hele linie
In de huidige situatie zijn twee elementen anders dan voorheen. Met de overinvesteringen tijdens vorige cycli in het achterhoofd zijn bedrijfsleiders minder geneigd om financiële risico’s te nemen met grote en onzekere projecten. Ook aandeelhouders oefenen druk uit om de hoge kasstromen deze keer niet voor dure overnames aan te wenden, maar voor aandeleninkopen of de uitkering van hogere dividenden.
Ten tweede winnen ESG-criteria (Environmental, Social en corporate Governance) aan belang. Steeds meer institutionele investeerders laten zich (gedwongen) hierdoor leiden bij hun investeringsbeslissingen. Producenten van fossiele brandstoffen en mijnbouwers moeten daar rekening mee houden en dat is een andere reden om aan te nemen dat die zich deze keer niet hals over kop in nieuwe grote projecten zullen storten. Ik schat de kans op een nieuwe supercyclus het hoogst in bij de metalen (daarover morgen) en in mindere mate bij energie.
Energie als uitblinker
Een vat ruwe olie werd in de eerste jaarhelft ongeveer de helft duurder (referentie-future WTI +53% en Brent +47%). Ook de prijzen van afgeleide producten als loodvrije benzine en ethanol (+57%) stegen fors. Zelfs aardgas kon meeprofiteren van de hausse met een klim van bijna 40% nadat vorige zomer nog nieuwe dieptepunten werden bereikt.
De prijsstijging komt niet onverwacht, maar de omvang ervan wel. In de post-coronaperiode is de vraag naar energie samen met de economische groei fors toegenomen. Zo zijn de Amerikaanse olievoorraden teruggevallen naar het niveau van begin 2020. Tegelijkertijd is er nu meer discipline dan ooit aan de aanbodzijde: de OPEC+-leden verhogen het aanbod maar mondjesmaat, om de prijzen hoog te houden. Tot nog toe slaagt het kartel er vrij goed in om de dissidente stemmen onder controle te houden.
Aanbod op langere termijn beperkt
Voorlopig houdt iedereen zich aan de afgesproken productiequota, al komen er stilaan wel barsten in het beeld. Bijvoorbeeld in Rusland, dat kreunt onder westerse sancties, gaan stemmen op voor meer olie-inkomsten en dus een hogere output. Ook de Verenigde Arabische Emiraten, die de voorbije jaren tegen de trend in wél fors hebben geïnvesteerd in nieuwe productiecapaciteit, zouden graag meer ruwe olie produceren.
Zowel de OPEC+-leden als de andere aanbieders hebben nog veel reservecapaciteit beschikbaar. Bijvoorbeeld in de Verenigde Staten is het aantal operationele boorplatformen sinds het dieptepunt van oktober vorig jaar ruim verdubbeld. Hoewel er op korte termijn nog rek zit in de energieprijzen, moeten beleggers beseffen dat de huidige schaarste voor een deel kunstmatig is.
Hoe hoger de olieprijzen, hoe lastiger de OPEC+ de voorstanders van een hogere output in het gareel zal kunnen houden. Bovendien is het aantal speculatieve longposities op de termijnmarkten erg hoog. Op korte termijn zijn de energiemarkten daarom kwetsbaar voor een correctie.
Op langere termijn zal het gebrek aan investeringen in exploratie tijdens het afgelopen decennium zich manifesteren aan de aanbodzijde. Op dat vlak is het voorbeeld van steenkool interessant. Deze alom verguisde grondstof was in bijna 10 jaar niet meer zo duur, door hogere vraag uit de emerging markets en een tekort aan investeringen in nieuwe productie.
Morgen: metalen en landbouwproducten.