“Het vollopen van de olietanks gaat leiden tot lagere olieprijzen”, zo was de teneur van mijn column twee weken geleden. Het bleek, na de soms negatieve prijs voor het mei WTI oliecontract van afgelopen week, geen woord teveel gezegd. Laten we, nu de rook op het slagveld enigszins is opgetrokken, een rondje langs de velden maken.
Equinor verlaagt het dividend
Equinor (het vroegere Statoil) kondigde aan het dividend voor het eerste kwartaal van dit jaar met twee derde te verlagen. Hiermee wordt een taboe doorbroken. Opvallend was dat deze ingrijpende beslissing nauwelijks invloed had op de koers van het aandeel.
Vrij algemeen was de verwachting dat de grote oliebedrijven eerst een half jaar zouden proberen om het dividend op peil te houden. Ze hadden zich onlangs ook verzekerd van de daartoe benodigde kredietfaciliteiten. Blijven ze vasthouden aan het dividend nu er één schaap over de dam is? Het is nu geen business as usual maar misschien wordt het ook wel geen crisis as usual.
Het geeft hoop als bedrijven als Shell op een gegeven moment ook het dividend tijdelijk gaan verlagen. Het is beter voor de lange termijn toekomst van het bedrijf. Het laatste wat je als aandeelhouder moet willen, is dat een bedrijf in de huidige markt assets gaat verkopen om het dividend te kunnen blijven betalen.
Total op overnamepad
Tullow verkoopt zijn assets in Oeganda aan Total voor $575 miljoen. In 2019 was nog sprake van de verkoop van 67% van deze assets voor $900 miljoen, maar die deal ging op het laatste moment niet door.
Het gaat hierbij om de ontwikkeling van een ooit door Tullow gevonden veld dat uiteindelijk ongeveer 230.000 vaten per dag kan gaan produceren. Productie uit deze onshore velden heeft relatief lage kosten. Lange tijd was deze vondst het kroonjuweel in de portfolio van Tullow.
Het probleem is dat er een pijpleiding naar de kust moet worden aangelegd. De overgebleven partners, Total en het Chinese CNOOC, hebben de financiële slagkracht om dat tot een goed einde te brengen. Het diep in de schulden zittende Tullow heeft dat niet.
Dit is iets wat we nu vaker zullen gaan zien in de olie-industrie: financieel krachtige bedrijven die de krenten uit de pap vissen bij bedrijven met grote schulden bij wie het water aan de lippen staat.
Het grote olieakkoord: voor de bühne
Een week na het grote olieakkoord van OPEC+, opgezet door Saoedi-Arabië, Rusland én de VS, zonken de olieprijzen weg. Het WTI oliecontract voor levering in mei kreeg vlak voor het aflopen van het contract tijdelijk zelfs een negatieve waarde; een fenomeen met een grote psychologische betekenis.
Handelaren die zich niet hadden verzekerd van opslagruimte in mei moesten van dit contract af en werden door de markt gemangeld. Het overwinningsrondje van Trump, inclusief de claim dat hij de Amerikaanse olie-industrie gered had, was van korte duur.
Saoedi-Arabië en Rusland willen best productieverminderingen beloven. Maar vrijwillig is het niet; ook zij zijn hiertoe gedwongen in een wereld waarin de vraag naar olie met zo’n 30% is verminderd en de opslagruimtes vol beginnen te raken. Kijk daarom naar hun daden en niet naar hun woorden.
De dag na het akkoord maakte Saudi Aramco de prijzen voor hun olie in mei bekend. De kortingen die zij hierin gaven ten opzichte van Brent olie of Dubai olie, waren van een ongekende hoogte. Dat maakt deel uit van een keiharde strijd om marktaandeel.
De uitval van de olievraag is nu veel te groot om OPEC+ de optie te geven als swing producer te functioneren en de prijs hoog te houden. Dus gaan deze olielanden voor de next best: zij drukken de hoge kosten producenten eruit (met name schalieolie uit de VS).
De markt begint te werken
Met steeds voller lopende opslagtanks zijn de prijzen die olieproducenten op dit moment krijgen bijzonder laag. Dat is met name het geval in onshore gebieden, waar raffinaderijen nu minder draaien en de afvoercapaciteit per pijpleiding beperkt is.
Zo staat WCS (Western Canada Select) al een maand lang onder de 10 dollar per vat. De productie in gebieden als West Texas, North Dakota en Alberta (Canada) is nu met zo’n 30% gedaald en dat zal alleen maar meer worden. Het is de markt die hier nu zijn werk doet.
Veel bedrijven zijn nu alleen bezig te overleven. Als de daling van het aantal actieve Amerikaanse boortorens zich in het huidige tempo voortzet, wordt er hier over een maand nauwelijks meer naar olie geboord. De schattingen voor de afname van de olieproductie in de VS eind volgend jaar lopen nu op tot boven de 4 miljoen vaten per dag.
De opslagtanks in de VS en Europa zijn nog niet vol, maar alle nog beschikbare ruimte is wel vastgelegd door producenten en handelaren. Het tempo waarmee de tanks vollopen begint nu door de productieverminderingen ook iets af te nemen.
Of dat genoeg is om het volgende WTI maandcontract (levering in juni) voor negatieve prijzen te behoeden valt nog te bezien. Maar er is wel een (dure) les geleerd; vorige week verminderde het aantal uitstaande juni contracten met 37%. Men wil het niet meer op het laatste moment laten aankomen.
De uitval van de vraag blijft allesbepalend
De olifant in de kamer blijft de grote vermindering van de vraag. Hoe lang de maatregelen om de verspreiding van het coronavirus tegen te gaan zullen aanhouden weten we niet. Als u wilt instappen in olieproducenten: doe het gespreid en focus op de financieel solide bedrijven.
Alleen naar olie kijkend zou dit geen slecht moment kunnen zijn. De negatieve olieprijs en de vollopende opslag zorgen voor bakken slecht nieuws en een negatief sentiment. De beste remedie tegen een lage olieprijs is echter een lage olieprijs (en de lage investeringen die hier het gevolg van zijn). De grootste krapte in de opslagcapaciteit lijkt niet meer dan enkele weken van ons verwijderd te zijn.
Wat zorgen baart zijn de algemene ontwikkelingen op de beurs. Sinds het dieptepunt in maart stegen de beurzen wereldwijd met ruim 20% terwijl de vooruitzichten voor de economie juist fors verslechterden. Na de grote crash in oktober 1929 stegen de koersen begin 1930 met 40%, om vervolgens met 80% te dalen. De geschiedenis zal zich nooit exact herhalen. Maar soms rijmt het wel.